Wielertaal

1 juli begint de Tour de France weer.
21 ritten, bijna 3500 kilometer.

Voor ons een reden om enkele wielertermen onder de loep te nemen.

goed kunnen aankomen
Goed kunnen sprinten voor een niet-sprinter.

achterwielrenner (ook: wieltjeszuiger)
Wielrenner die steeds achter een ander aanrijdt en niet op kop gaat. Gezegd door Eddy Merckx over Joop Zoetemelk.

apotheker
Een renner uit het peloton die in stimulerende middelen handelt; deze renner staat bekend als ‘Il drogua’ (Italiaans voor ‘de apotheker’).

asfalt-eczeem
Schaafwond.

de Tour de France win je in bed
Goed slapen is essentieel om te herstellen. (Joop Zoetemelk)

aan de boom schudden
Hard doorrijden om tegenstanders in de kopgroep te lossen.

bordeneur
Motorrijder die met behulp van een schoolbord de voorsprong op achtervolgers aangeeft.

eerst het bordje van de ander leegeten
De tegenstander het werk laten opknappen en zo energie sparen.

in de boter trappen
Erg soepel fietsen.

gesneden brood
Groeihormonen

de bus
Groep renners die niet mee kan in de bergetappes en gezamenlijk in een rustiger tempo naar de finish fietst. De chauffeur van de bus is doorgaans een ervaren renner die het tempo zodanig regelt dat de groep nog binnen de toegelaten tijd aan de finish komt.

chasse patate
Dat is de situatie waarbij een groepje renners uit het peloton ontsnapt om naar een kopgroep te rijden, maar halfweg blijft hangen. Ze slagen er kilometers lang niet in de kopgroep te bereiken, maar ze zijn ook te ver voorop om zich nog te laten inhalen door het peloton. Zoals taal- en sportkenner Mark Uytterhoeven ooit opmerkte: “je voelt je redelijk onnozel, ‘en chasse patate’.”

dak
Het dak van de ronde wordt bereikt op het hoogste punt. In de Tour vaak de Tourmalet.

demarreren
Een demarrage (werkwoord: demarreren) of ontsnapping is een plotse versnelling van één of meerdere coureurs, om een voorsprong te krijgen op de groep, vaak het peloton, waaruit men wegrijdt.

de deur dichtdoen
Bij een sprint van de eigen lijn afwijken en daardoor de tegenstander de pas afsnijden.

de deur staat (achteraan) open
Het gaat zo snel dat er renners worden gelost achterin het peloton.

de dood of de gladiolen
Zo hard mogelijk fietsen en maar kijken wat het resultaat is: de bloemen of helemaal niks.

doorkachelen
Met het verstand op nul hard blijven doorfietsen. (Gerrie Knetemann)

d’r op en d’r over
Een renner of groep inhalen, en vervolgens direct voorbij rijden.

derde bal
Een blessure die begint met een puistje in de bilnaad dat door druk en wrijving uitgroeit tot een ontsteking ter grootte van een ei.

en danseuse
Staand op de trappers bergop rijden en zwaaiende bewegingen maken met het lichaam.

het moet uit het eelt van zijn tenen komen
Het kost hem grote inspanning. (Mart Smeets)

aan het elastiek hangen
Achter in een groep fietsen en op het punt staan gelost te worden.

het gat dichten/dichtrijden
Aansluiting krijgen met een voorligger.

een gat laten vallen
Een of meer renners laten wegrijden, al dan niet met opzet.

gangmaker
Renner die voor zijn kopman rijdt om hem op gang te brengen in de sprint en de luchtweerstand voor hem te vermindert.

gekookt zijn
Uitgeput door inspanning of warmte. (Maarten Ducrot)

geparkeerd staan
Nauwelijks nog bergop kunnen fietsen zodat men bijna stilstaat.

gestrekt tempo
Rijden met hoog tempo, net niet maximaal.

goede benen hebben
In goede vorm verkeren.

grinta
Hardnekkigheid, verbetenheid. (Italiaans)

de man met de hamer tegenkomen
In korte tijd compleet uitgeput raken.

hij zit te harken (met zijn hol open)
Hij rijdt zwoegend. (Gerrie Knetemann)

met je hol open zitten
Zitten zwoegen om mee te kunnen. (Gerrie Knetemann)

hongerklop
Plotselinge uitputting door tekort aan koolhydraten.

iemands karretje in de poep rijden
Geheel tegen de tactiek van een tegenstander in koersen. (Gerrie Knetemann)

een jasje uitdoen
Een inspanning leveren, een stuk uit de reserves putten.

jus (in de benen)
Genoeg energie om hard te fietsen.

op karakter fietsen
Het fietsen niet opgeven ondanks pijn (door kwetsuur).

elkaar bij de keel vasthouden
Wanneer klassementsrenners elkaar geen strobreed toegeven in de strijd om de koppositie. Daarmee wurgt de klassementsrenner ook zijn eigen kansen. Vaak wordt gedacht: ‘Ik niet, dan mijn concurrent ook niet.’ (Maarten Ducrot)

de koers hard maken
Groepsgewijs een hoog tempo rijden, waardoor ontsnappingen worden bemoeilijkt.

een koffiemolentje draaien
Met een zeer kleine versnelling rijden.

een kwak geven
Tijdens de sprint bewust iemand opzij zetten door een bruusk manoeuvre.

lead-out
Sprint voorbereiden door één of meerdere renners, die dit voor hun sprinter uitvoeren.

linkeballen
Tactisch manoeuvreren aan het eind van een koers, dat wil zeggen: weinig kopwerk doen.

een loper
Een beklimming die geleidelijk aan steiler wordt en geen bruuske afwisseling in percentages kent. (Michel Wuyts)

lossen
Niet mee kunnen komen met een groep of het peloton.

meesterknecht
Ploeggenoot die veel werk verzet voor zijn kopman; ook wel adjudant of wegkapitein genoemd.

op de grote molen
Met een groot verzet, een grote versnelling op de fiets rijden.

op de kant zetten
Bij zijwind het peloton zo’n formatie opdringen dat de achtersten niet meer optimaal uit de wind kunnen rijden en moeten lossen, zodat waaiers ontstaan.

ervanonder muizen
Wegspringen, demarreren op een onopvallende manier.

musette
Etenszakje.

met een neuslengte (ook: wieldikte) verschil winnen
Winnen met een klein verschil.

opgebaard over de meet komen nadat je je het snot voor de ogen hebt gereden
Dodelijk vermoeid de finish bereiken. (Gerrie Knetemann)

palmarès
Een lijst met een renners overwinningen en andere prestaties.

pap in de benen hebben
In slechte vorm verkeren.

Parijs is nog ver
Uitdrukking die toegeschreven is aan Joop Zoetemelk, wil aangeven dat de strijd nog niet gestreden is, dat de prijzen aan de eindmeet worden uitgedeeld.

patat krijgen
Een sportieve draai om je oren krijgen.

pedaleur de charme
Iemand met een mooie, vloeiende houding op de fiets.

er af gepierd worden
Het tempo niet meer kunnen volgen. (Maarten Ducrot)

plakker
Een plakker, plakt zich aan het wiel van iemand vast en wil geen kopwerk doen, om uiteindelijk te profiteren van andermans werk.

puncheur
Renner met een sterke eindsprint in een korte steile klim.

op het rooster leggen
De renners worden door de beste in de groep helemaal kapot gereden.

rouleur
Een renner die in staat is om snel te rijden op het vlakke.

het skoekeloen in rijden
Het ravijn in rijden.

Er een snok aan geven
Een laatste krachtexplosie. (Gerrie Knetemann)

een ander het snot voor de ogen rijden
Hem afpeigeren en zo goed als eraf fietsen. (ook: opgebaard)

soigneur
Een verzorger.

op souplesse rijden
De trappers met een efficiënte techniek rondbewegen, met een hoog aantal omwentelingen per minuut.

de sprint aantrekken
Op ruime afstand van de streep zo hard mogelijk rijden zodat de kopman in een ideale positie kan beginnen met sprinten.

ze staan stil
Die groep heeft een relatief laag tempo.

stoempen
Fietsen op kracht met weinig techniek voornamelijk op zwaar terrein (berg, kasseien, modderige grond), variant van stampen. (ook: op karakter fietsen)

uitgewoond zijn (ook: uitgepierd zijn)
Uitgeput zijn.

vals plat
Licht oplopend, schijnbaar vlak stuk van het parkoers.

verdapperen
Harder gaan rijden.

vierkant draaien
Niet vlot fietsen (vooral door technische tegenslag of vete in de ontsnappende groep).

viezerikje
Segment van een beklimming die je dwingt in het rood te gaan. (Peter Kaag)

virtueel in het geel rijden
Renner die tijdens een etappe in de Ronde van Frankrijk zo’n voorsprong heeft dat hij de gele leiderstrui zou dragen als de rit op dat moment zou eindigen.

het rode vod (la flamme rouge)
De boog of spandoek die de laatste kilometer aanduidt. Van oudsher was dit een rode driehoekige vlag (vod).

een waaier (trekken)
Bij zijwind rijden de renners het liefst schuin achter elkaar, zodat de renners (behalve de eerste) uit de wind rijden. Wanneer zo de ganse breedte van de weg gebruikt is en er geen plaats meer is, komt de volgende renner in de wind en zal die het moeilijker krijgen om te volgen. Omdat hij in feite verplicht wordt om een nieuwe waaier te vormen, kan hij en de rest van het peloton “eraf gereden worden”. (ook: (het peloton) op de kant zetten)

wapper
Hongerklop.

een wapper krijgen
Hongerklop krijgen. Te weinig gegeten hebben waardoor het lichaam in eens niet meer in staat is tot grote fysieke inspanning.

wegkletsen
Demarreren.

wegwaaien
Een renner kan niet volgen en moet van de groep lossen.

iemands wiel pakken
Achter een tegenstander aan gaan.

in iemands wiel springen
Achter een tegenstander aan gaan.

wieltjeszuiger
Wielrenner die steeds achter een ander aanrijdt en niet op kop gaat. Gezegd door Eddy Merckx over Joop Zoetemelk. (ook: achterwielrenner)

door de wind boren
Met wind pal op kop voor het peloton proberen te blijven.

hij zit in een zetel
Hij zit in een zeer voordelige positie als de sprint begint.

zwemmen
Tussen twee groepen in fietsen zonder dat de eerste groep wordt ingehaald. (ook: chasse patate)